Ostrich effect

Ostrich effect

Je krijgt een flinke financiële meevaller: een onverwachts appeltje-voor-de-dorst. Je besluit om het te gaan beleggen: de economie zit in de lift en de beurs gaat in golfbewegingen langzaam maar zeker omhoog. In het gesprek met de adviseur van de bank passeren verschillende beleggingsscenario’s de revue. Met aandelen kun je toch veel meer rendement maken dan met obligaties. Plichtsgetrouw voldoend aan zijn bancaire zorgplicht wijst de adviseur er meerdere malen op dat de risico’s bij beursdalingen ook veel groter zijn. Je negeert simpelweg de mogelijkheid dat je de helft van het appeltje zou kunnen verliezen. 

Deze negatieve informatie gaat het ene oor in en het andere oor uit. Dit is een voorbeeld van het ‘ostrich effect’. Je steekt als het ware je kop in het zand, net als zogenaamd een struisvogel (dit doen struisvogels overigens niet echt). Je doet alsof de risico’s niet bestaan. Dit vluchtgedrag is een evolutionair veiligheidsmechanisme, dat maakt dat we een moeilijke of bedreigende situatie vermijden (vluchtgedrag), in plaats van de confrontatie aangaan (vechtgedrag).

Scarcity effect

Scarcity effect

De lente komt er aan en je wilt een paar nieuwe sneakers aanschaffen. Je kijkt bij een online webshop met heel veel verschillende soorten schoenen. Op de startpagina staan ontzettend leuke sandaaltjes prominent in beeld. Je klikt erop om te kijken hoe duur ze zijn en ziet dat het paar “limited edition” is. Dit betekent dat als je wacht tot het echt zomerweer wordt, deze sandaaltjes waarschijnlijk niet meer te koop zijn. Ondanks dat ze wat boven je budget zijn en je eigenlijk op zoek bent naar sneakers, koop je ze toch. Dan weet je in ieder geval zeker dat je ze hebt. 

Producten worden aantrekkelijker, wanneer ze beperkt beschikbaar zijn. Dankzij dit ‘scarcity effect’ neemt het verlangen om meteen te kopen toe, ook al heb je het product niet direct nodig. Zo weet je zeker dat je later niet achter het net vist. Je bent zelfs bereid er meer voor te betalen. Als deze sandaaltjes geen “limited edition” zouden zijn, dan had je ze waarschijnlijk niet gekocht.

Planning fallacy

Planning fallacy

Deadline! Je spreekt op maandag met je manager af om vrijdagmorgen een belangrijk verslag in te leveren. Hoewel je het druk hebt deze week, weet je zeker dat je voldoende tijd hebt tussen de klantafspraken en vergaderingen door om dit voor elkaar te krijgen. Maar in de loop van donderdagmiddag krijg je het Spaans benauwd. Je bent er veel langer mee bezig dan je gedacht had. Noodgedwongen zeg je je sportles af en werkt de hele avond door om het verslag volgens afspraak vrijdagochtend aan je baas te kunnen mailen. 

De neiging om optimistische inschattingen te maken over de tijd die nodig is om een klus te klaren heet de ‘planning fallacy’. Bij het maken van een inschatting houd je geen rekening met onvoorziene onderbrekingen of tegenvallers. De motivatie om iets op tijd af te hebben, versterkt nog eens deze ‘planning fallacy’. Omdat de focus ligt op een positieve uitkomst in de toekomst, is er minder aandacht voor tegenslagen bij vergelijkbare opdrachten uit het verleden.

Herd effect

Herd Effect bias

Het is zover! Je bent eindelijk op weg naar dat gave festival waar je zo graag een keer heen wilde. Je bent met de auto op weg naar het festivalterrein. Zo’n 5 kilometer voor het festival kom je in een file terecht. Je volgt stapvoets en gedwee de massa naar het parkeerterrein. Eenmaal aangekomen parkeer je de auto en volgt bepakt en bezakt de wandeltocht naar het kampeerterrein. Je hoeft niet na te denken, want je loopt gewoon met de massa mee tot je het perfecte kampeerplekje gevonden hebt. 

Het volgen van de kudde (‘herd’) komt vaak voor in onzekere situaties. We zijn dan geneigd om te denken dat de anderen meer of betere informatie hebben dan wijzelf. We doen dit zonder zelf na te denken of rekening te houden met beschikbare informatie. Terwijl de kudde volgen niet altijd een slimme beslissing is. Misschien staat de meerderheid van de kamperende festivalbezoekers wel op een ander terrein en loop je zo alsnog de verkeerde kant op.

Recency effect

Recency effect

Gisterenavond ben je met het hele gezin uit eten geweest bij een nieuw restaurant. Een vriendin vraagt of het restaurant een aanrader is. Je vertelt dat de bediening erg vriendelijk was en de inrichting gezellig en kindvriendelijk. Jouw hoofdgerecht, de ambachtelijke Noorse zalm, werd helaas lauw geserveerd. Maar na een opmerking hierover, had de ober binnen no-time een nieuwe, warme zalm uit de keuken getoverd. Als goedmakertje kregen jullie na het toetje ook nog koffie van het huis met een schaaltje huisgemaakte, luxe chocolaatjes. Je zou er zeker nog eens gaan eten. 

De manier waarop een ervaring eindigt of de informatie die als laatste gepresenteerd wordt, onthouden we vaak het beste. We hebben voldoende tijd en ruimte om deze informatie te verwerken, omdat er niet direct nieuwe informatie op volgt. Door dit ‘recency effect’ hechten we tevens meer waarde aan de meest recente gegevens. Het drukt als het ware de eerdere gebeurtenissen naar de achtergrond. Nadat het hoofdgerecht geserveerd werd, dacht je dat je hier nooit meer zou gaan eten. Door de snelle correctie van de ober en het aangename extraatje op het einde denk je daar nu heel anders over.

Choice support bias

Choice support bias

Het abonnement van je smartphone loopt over een paar maanden af. Goed nieuws, want dat betekent dat je op zoek kunt naar een nieuw toestel. Na grondig onderzoek, wikken en wegen kom je uit op twee opties. De telefoons lijken in veel opzichten op elkaar, maar uiteindelijk kies je toch voor de smartphone met de hoogste beeldkwaliteit. Daarmee kun je straks tijdens lange treinritten nog meer genieten van verschillende videostreamingdiensten. Wanneer je de smartphone eindelijk in handen hebt en in de trein een serie zit te kijken, valt het toestel na een uur kijken uit. De batterij is nu al leeg! Gelukkig is de beeldkwaliteit wel fenomenaal en dat is uiteindelijk toch het belangrijkst. De batterij van dat andere toestel was weliswaar langer meegegaan, maar dat scherm met die afgeronde hoeken zou toch verschrikkelijk afdoen aan de kijkervaring. 

In dit geval ben je er uitstekend in geslaagd om je initiële keuze goed te praten, nadat je op een flink probleem bent gestuit. Met behulp van de ‘choice support bias’ – ook wel ‘post-purchase rationalisation’ genoemd – maak je jezelf wijs dat je de juiste keuze hebt gemaakt. Het kan toch niet zo zijn dat je na een uitgebreid zoekproces tot de verkeerde beslissing komt, waar je vervolgens twee jaar aan vast zit.

Social proof

Social proof

Met een aantal vrienden maak je een city trip naar een voor jullie nog onbekende stad. Het is prachtig nazomerweer en jullie gaan op zoek naar een geschikt terras om te borrelen. Aangekomen op een plein midden in de stad, kunnen jullie kiezen uit meerdere terrassen. Sommigen zijn druk bezet, andere terrassen bijna leeg. Als op een vol terras net een tafeltje vrijkomt, gaan jullie er snel zitten. Hier zal het vast goed vertoeven zijn. Helaas moeten jullie erg lang wachten op de drankjes, de borrelhapjes blijken niet lekker en de rekening pakt hoog uit. Jullie zijn teleurgesteld, want met zoveel mensen op het terras is het normaal gesproken toch gewoon goed? 

Deze situatie is een voorbeeld van ‘social proof’ als beïnvloedingsmiddel. Wanneer mensen onzeker zijn over wat te doen, worden ze beïnvloed door hoe anderen zich gedragen. De overtuigingskracht wordt nog sterker in situaties waar veel mensen hetzelfde doen. Helemaal wanneer we ons kunnen identificeren met deze mensen. De gedachtegang “als iedereen het doet, zal het wel goed zijn”, zorgt in dit geval voor een valse verwachting over de kwaliteit. Jammer van de mooie nazomeravond.

Frequency illusion

Frequency Illusion bias

Je auto heeft de geest gegeven en je besluit op zoek te gaan naar een nieuwe. Je hebt niet heel veel met auto’s, dus weet niet direct wat voor type auto het beste bij je past. Na wat research stuit je op een model waar je nog nooit van gehoord hebt, maar wel de juiste specificaties heeft. Dus besluit je naar de dealer te gaan om een proefrit te maken. Terwijl je rondrijdt kom je exact dezelfde auto tegen. Dat is toevallig. Je besluit nog even over de aanschaf na te denken en keert weer huiswaarts. Op weg naar huis zie je dit model nog twee keer voorbij rijden en er blijkt er ook nog een bij je om de hoek geparkeerd te staan. Alsof iedereen op hetzelfde moment dit model ontdekt heeft. 

Dit fenomeen heet de ‘frequency illusion’, ook wel bekend als het ‘Baader-Meinhof Phenomenon’. Je bent nadrukkelijk met een bepaald onderwerp bezig en opeens zie je het overal. Dit heeft te maken met het feit dat je onbewust “op zoek gaat” naar dit onderwerp. Met als resultaat dat je het verrassend vaak “vindt”. Daarnaast wordt met iedere keer dat je op het onderwerp stuit nog maar eens bevestigd dat je het veel tegenkomt.

Ingroup bias

Ingroup bias

Het is zondagmorgen en je trekt de deur achter je dicht voor je wekelijkse hardlooprondje. Al snel kom je de eerste hardloper tegen. Geen idee wie het is, maar jullie groeten elkaar in het voorbijgaan. Hoe verder je komt, hoe vaker je sportievelingen tegenkomt: wielrenners, skaters en hardlopers. Je begroetingen beperk je tot de mede-hardlopers. Aan de andere sporters erger je je zelfs een beetje: die skaters hebben wel erg veel ruimte nodig; en die wielrenners schieten zonder vaart te minderen langs je heen. 

Dat de hardlopers wel elkaar groeten, maar niet de andere sporters is een duidelijk voorbeeld van de ‘ingroup bias’. Bij andere mensen uit onze eigen groep – het maakt niet uit of het bekenden of vreemden zijn – hebben we automatisch een positiever gevoel. Op hetzelfde moment met dezelfde sport bezig zijn schept een band. Voor alle anderen, die geen deel uitmaken van “de groep”, is eerder sprake van antipathie.

Well travelled road effect

Well travelled road effect

De vakantie zit er weer op en het is tijd om vanaf de Franse camping terug te rijden naar Nederland. Je laadt de dakkoffer vol en propt het hele gezin in de auto voor de lange reis huiswaarts. Op de een of andere manier lijkt de terugweg korter dan de heenweg. Terwijl je toch echt dezelfde route hebt genomen. 

Verklaring hiervoor is niet dat je het gaspedaal harder ingetrapt hebt op de terugweg. Omdat je deze weg eerder gereden hebt, is hij relatief bekend en hoef je minder moeite te doen om de juiste route te blijven volgen. Op de heenweg had je wel de opperste concentratie nodig om de goede kant op te rijden. Naarmate je dichter bij Nederland komt, zijn de wegen steeds bekender terrein. Omdat het rijden op bekende wegen minder moeite kost, lijkt de tijd in onze perceptie sneller te gaan. Dit is het ‘well-travelled road effect’.